Bagijnen

Bagijnen

Vanaf rond 1200 waren er bagijnen in het tegenwoordige Nederland en België, Frankrijk, en Duitsland.
Voor een vrouw in de middeleeuwen was het bagijnenleven, naast het kloosterleven, de enige manier om ‘fatsoenlijk’ en zonder armoede ongehuwd te blijven en zo zelfstandig mogelijk te wonen, werken, en soms zelfs studeren. Wie gehoorzaamheid aan een man, het bed delen met een man, het runnen van een huishouding met veel kinderen en de grote kans om te sterven in het kraambed, niet zo aantrekkelijk vond, kon levenslang bagijn blijven.

Met de opkomst van de rijke burgerij onstond het verschijnsel dat vrouwen die vanwege hun rijke families zelf wat kapitaal hadden, zich aangetrokken voelden tot het bagijnenleven, omdat zij daarin zonder echtgenoot financieel zelfstandig konden blijven en eigen interesses konden volgen. Ze hoefden hun bezittingen niet in te leveren, en konden ook buiten het begijnhof hun huis of huizen aanhouden, al woonden ze daar niet zelf. Zo werden nogal wat rijke weduwen bagijn. Ze gebruikten vaak kun kapitaal om de goede werken te ondersteunen, bijvoorbeeld door schenkingen aan een ziekenhuis of kerkgebouw. (In verband met de bouw van
wordt ene juffrouw Anna van Loon genoemd, een bagijn die in 1743 de stadsbouwmeester een steekpenning zou hebben toegestopt.)

Bagijn of begijn?

De spellingsvarianten stammen uit tijden dat er geen officiële spellingsregels waren.
De moderne algemene officiële spelling is geworden: bEgijnen. Daarnaast bestaat nog de variant bAgijnen, die in woordenboeken wordt aangemerkt als een ‘verouderde vorm’. Omdat we in Delft een Bagijnhof hebben, besloot de Stichting Vrienden Schuilkerk Bagijnhof om de spelling met een a te gebruiken.

Waar komt het woord ‘begijn/bagijn” vandaan?

Voor het ontstaan van het woord ‘begijn’ zijn er verschillende verklaringen. De naam is misschien afgeleid van hun patroonheilige, Sint Begga. Er zijn bronnen die zeggen dat de kleur van hun pijen “beige” de oorsprong is. ‘Albigenzen’ is geopperd, dat was een religieuze beweging in 12de eeuw in de streek Languedoc. Dan was er nog ene Lambert le Begue (‘de stotteraar’) die in de 13de eeuw in Luik een relieuze vrouwenorde stichtte. En tenslotte zou de woordstam ‘-begg’ met de betekenis ‘mompelen’ of ‘stamelen’ op zich (zoals in het Franse ‘begue’ =stotteraar) er iets mee te maken kunnen hebben: een bagijn als iemand die gebeden prevelt.

Bestaan er nog bagijnen?

Nee. De laatste bagijn ter wereld overleed in 2013. Ze heette Marcella Patynn en stierf op 92-jarige leeftijd in het Vlaamse Kortrijk.
Geertruid (Gertruyd, Gertrui etc. t) van Oosten
Rond 1340 woonde op het Bagijnhof daar de beroemd geworden Geertruid van Oosten, een volksheilige in haar tijd. Volgens vele legendes was zij een zingende bagijn bij uitstek.

Geen ‘moeder overste’

Een bagijnengemeenschap werd geleid door een ‘magistra’ ofwel: ‘meesteres’, of ‘meesterse’. Verder stonden de begijnen onder het gezag van de pastoor van de dichtstbijzijnde kerk, die ook zorgde dat zij een priester als biechtvader hadden en die bepaalde welke priester de mis opdroegen in de eigen kapel van de begijnen.